De ATEX richtlijn eist van werkgevers verschillende maatregelen om ontstekingsbronnen in een explosie gevaarlijke werkomgeving weg te nemen. Daarnaast zijn ze verplicht om een gezonde en veilige werkomgeving te creëren voor werknemers die door explosieve atmosferen gevaar kunnen lopen. Deze richtlijn is dan ook opgenomen in de ARBO wet- en regelgeving.
Onderdeel van ATEX 137 is een risico-inventarisatie met daarin het vaststellen van explosiegevaarlijke zones, waarbij er rekening gehouden dient te worden met alle mogelijke werkomstandigheden en omgevingscondities. Als ook werkkleding beoordeeld wordt als een potentiële ontstekingsbron is de werkgever verplicht om elektrostatische dissipatief beschermende kleding en persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking te stellen. De mate waarin kleding en persoonlijke beschermingsmiddelen dissipatief dienen te zijn, is afhankelijk van de gedefinieerde zone, de diverse explosiegroepen en de minimale ontstekingsenergie van de explosieve dampmengsels, gas- en stofwolken.
Beschermende kleding en pbm's voor ATEX
Tot voor kort werd voor gebruik in een ATEX omgeving het voldoende geacht dat beschermende kleding voldeed aan de EN 1149-5. Echter, vanaf 2013 wordt er vanuit CEN/CENELEC gewerkt aan een SUCAM document (Selection, Use, Care and Maintenance) van pbm's ter voorkoming van elektrostatische risico's in gevaarlijke gebieden (explosiegevaar). Deze SUCAM behandelt alle typen persoonlijke beschermingsmiddelen.
Voor beschermende kleding blijkt echter dat enkel EN 1149-5 in sommige gevallen onvoldoende is. Kleding moet daarom daarnaast ook vlamwerend zijn en, indien er niet-antistatische componenten aan de kleding zijn aangebracht, mogen deze, afhankelijk van de zone en explosiegroep, bepaalde afmetingen niet overschrijden. Inmiddels is dit SUCAM document omgezet in een Nederlandse Praktijkrichtlijn (NPR-CEN-CLC/TR 16832, mei 2015). Er zijn inmiddels fabrikanten die specifieke ATEX producten op de markt brengen. Raadpleeg hiervoor de keuze & selectie tool.
Veiligheidskleding voor toepassing bij wegwerkzaamheden wordt gespecificeerd in 'Richtlijnen en Specificaties voor Veiligheidskleding bij Wegwerkzaamheden', Rijkswaterstaat, Adviesdienst Verkeer en Vervoer, oktober 1995.
Daarnaast wordt in de publicatie 'Maatregelen op autosnelwegen', CROW, uitgave : oktober 2013 informatie verstrekt over de keuze voor veiligheidskleding voor wegwerkers.
In beide publicaties wordt verwezen naar EN 471. In 2013 is deze norm opgevolgd door EN ISO 20471.
Samengevat zijn de volgende eisen van toepassing :
- De kleding dient te voldoen aan EN ISO 20471.
- Op en langs rijkswegen is alleen veiligheidskleding conform klasse 2 of 3 toegelaten, waarbij voor vesten klasse 2 en voor jassen, overalls en pakken klasse 3 van toepassing is.
- Alleen fluorescerend oranje-rood is toegestaan.
- Vesten zijn voorzien van twee horizontale retroreflecterende banden om het lichaam. (Noot Clearmark : indien de bovenste horizontale band op schouderblad hoogte is aangebracht is er geen sprake van een volledige omcirkeling zoals EN ISO 20471 voorschrift. Dit kan van invloed zijn op de te bereiken oppervlakte klassificatie).
- Vesten zijn eveneens voorzien van een vertikale retroreflecterende band over de schouders die de onderste horizontale band aan voor- en achterzijde met elkaar verbindt.
- Jassen, overalls en pakken zijn voorzien van twee horizontale retroreflecterende banden om het lichaam. De bovenste band loopt net onder de oksel.
- Jassen, overalls en pakken zijn eveneens voorzien van een vertikale retroreflecterende band over de schouders die de onderste horizontale band aan voor- en achterzijde met elkaar verbindt.
- Op de mouwen van jassen, overalls en pakken lopen twee horizontale retroreflecterende banden ter hoogte van die op het lichaam. Bovendien zijn de mouwen aan de buitenzijde voorzien van een vertikale retroreflecterende band van 25 mm. (Noot Clearmark : deze banden zijn niet conform de eisen uit EN ISO 20471 maar wel toelaatbaar.)
- Bij broeken en overalls bevinden zicht twee horizontale retroreflecterende banden om de pijpen en zijn deze aan de buitenzijde voorzien van een vertikale retroreflecterende band van 25 mm.
- Merktekens in de vorm van vignetten, logo's en dienst/bedrijfsnamen e.d. zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden :
- Per kledingstuk max één merkteken aan de voorzijde en één aan de achterzijde worden aangebracht.
- Het patroon van de retroreflecterende banden mag door het merkteken niet worden onderbroken.
- Het oppervlak van het merkteken aan de voorzijde bedraagt max. 70 x 70 mm.
- Het merkteken aan de achterzijde bevindt zich tussen de vertikale retroreflecterende banden en is maximaal 70 mm hoog.
- Het merkteken mag niet retroreflecterend zijn uitgevoerd.
Voor deze kleding is de Regeling verkeersregelaars 2009 van toepassing.
Voor een verkeersregelaar bestaat de voorgeschreven kleding uit een hes of een jas.
Voor een verkeersregelaar die in functie is als weginspecteur bij een wegbeheerder bestaat de voorgeschreven kleding uit een jas.
Omschrijving kleding verkeersregelaar
De kleding dient te voldoen aan EN ISO 20471.
De hes van de verkeersregelaar bestaat uit een fluorescerend gele bovenkant en een fluorescerend oranje onderkant. Het scheidingsvlak van deze kleuren bevindt zich ter hoogte van de onderkant van de armsgaten. Op dit scheidingsvlak is met retro-reflecterend grijs materiaal een rondom doorlopende streep van 50 mm breedte aangebracht. Een soortgelijke rondom doorlopende streep is ook horizontaal aangebracht op 50 mm boven de onderkant van het oranje deel van de hes. Tussen deze horizontale strepen zijn, op 50 mm uit het midden van de armsgaten, twee soortgelijke verticale strepen aangebracht, zodat een oranje rechthoek ontstaat. In deze rechthoek is met hetzelfde grijze materiaal van 50 mm breedte een driehoek aangebracht. Deze driehoek is zo groot mogelijk. De zijden en hoeken van deze driehoek raken de grijze strepen van de rechthoek niet. Tussen de rechthoeken aan de voor- en achterkant van de hes zijn op de delen onder de armsgaten, op gelijke afstand tussen de horizontale zijden van de rechthoek, twee doorlopende horizontale grijze strepen aangebracht.
De voor- en achterkant van de hes zijn gelijk, met dien verstande dat de hes aan de voorzijde een V-hals heeft. Als de hes aan de voorkant een opening heeft, dan zijn de grijze strepen en de driehoek niet zichtbaar onderbroken (door bijvoorbeeld een ritssluiting). De hes mag ook zonder opening aan de voorkant zijn uitgevoerd en wordt in dat geval dus over het hoofd aangetrokken. Op de jas/hes kan links op de borst een logo met de bedrijfsnaam geplaatst worden ter grootte van maximaal 11×11cm. Dit logo mag geen onderdelen van het retroreflecterende patroon afdekken.
De toe te passen fluorescerende kleuren en de retrorefleciecoëfficienten van het retro-reflecterende materiaal voldoen aan de materiaal eisen uit EN ISO 20471:2013.
De jas van de verkeersregelaar heeft als romp de hierboven beschreven hes en heeft mouwen in dezelfde fluorescerend gele kleur als de bovenkant van de hes. Deze mouwen hebben rondom elk minimaal twee retroreflecterende grijze banden van 50 mm breedte, waarvan er zich één op 50 mm boven de onderkant van de mouw bevindt. In de hals van de jas mag een kraag zijn gezet.
In afwijking van het voorgaande mag de kleding van verkeersregelaars die in functie zijn als weginspecteur bij een wegbeheerder in de zin van artikel 18 van de wet en minimaal de IM (incident management) opleiding met goed gevolg hebben afgelegd, conform de eindtermen, opgenomen in de CROW publicatie D14-03, in plaats van te voldoen aan het voorgaande, voldoen aan de tekst en afbeeldingen die hierna zijn weergegeven onder het opschrift Omschrijving kleding weginspecteur. De kleding voldoet in ieder geval aan de hier bedoelde afwijkende eis bij de aangeduide verkeersregelaars die in functie zijn als weginspecteur in dienst van Rijkswaterstaat.
Omschrijving kleding weginspecteur
De jas (of hes) voldoet aan de NPR-3471 en NEN-EN-ISO 20471, klasse 3.
De jas (of hes) van de verkeersregelaar bestaat uit een fluorescerend oranje bovenkant en een fluorescerend gele onderkant. De mouwen zijn uitgevoerd in geel. Het scheidingsvlak van deze kleuren bevindt zich ter hoogte van de onderkant van de armsgaten. Op dit scheidingsvlak is een horizontale blauwe band op de borst aangebracht van 5 cm hoog, op het scheidingsvlak van geel en oranje, aan zowel onder- als bovenzijde begrensd door retroreflecterende banden van 5 cm hoog.
Op 50 mm boven de onderkant van het gele deel van de jas (of hes) is een horizontale rondom doorlopende retroreflecterende band aangebracht. Tussen deze horizontale streep en de horizontale streep onder de blauwe band zijn, op 50 mm uit het midden van de armsgaten, twee soortgelijke verticale retroreflecterende banden van 25 mm aangebracht, zodat een gele rechthoek ontstaat. Tussen de rechthoeken aan de voor- en achterkant van de hes zijn op de delen onder de armsgaten, op gelijke afstand tussen de horizontale zijden van de rechthoek, twee doorlopende horizontale grijze strepen van 25 mm aangebracht. In dit vierkant is gecentreerd een retroreflecterende driehoek aangebracht met zijden van minimaal 20 cm, door middel van een band van 25 mm breedte.
De voor- en achterkant van de jas (of hes) zijn gelijk, met dien verstande dat de jas (of hes) aan de voorzijde een effen blauwe streep heeft en aan de achterkant een geel/blauwe band is aangebracht onder een schuine hoek met een centrering naar het midden boven. Als de jas (of hes) aan de voorkant een opening heeft, dan zijn de grijze strepen niet zichtbaar onderbroken (door bijvoorbeeld een ritssluiting). De hes mag ook zonder opening aan de voorkant zijn uitgevoerd en wordt in dat geval dus over het hoofd aangetrokken. De hes is uitgevoerd zonder capuchon, de jas kan worden uitgevoerd met een capuchon. De capuchon wordt uitgevoerd in de kleur geel. Op de uiteinden van de mouwen van de jas (of hes) zijn blauwe banden aangebracht.
Het is toegestaan om (borst)zakken in de jas aan te brengen. Deze (borst)zakken onderbreken het kleurenpatroon of retroreflectiepatroon van de jas niet.
Op de rechtermouw van de jas (of hes) is het toegestaan een logo van de wegbeheerder, ter grootte van maximaal 11×11cm, aan te brengen. Dit logo dekt geen onderdelen van het retroreflecterende patroon af. Het is toegestaan op het achterpand (oranje) van de jas (of hes) de naam en/of logo van de wegbeheerder te vermelden in zwarte letters, maximaal 5 cm hoog en 30 cm breed. Tevens is het toegestaan om op de linkermouw, indien van toepassing, een BOA insigne, ter grootte van maximaal 11x11 cm af te beelden. Het BOA insigne of de naam van de wegbeheerder en/of logo dekken geen onderdelen van het retroreflecterende patroon af.
De toe te passen fluorescerende kleuren en de retrorefleciecoëfficienten van het retro-reflecterende materiaal voldoen aan de materiaal eisen uit EN ISO 20471:2013.